Ingrid van de Linde
home | about | cv | news | publications | contact
publicaties/ TXT

Schermafbeelding 2015-06-02 om 21.22.57

2013 

Project Topic

Carnaval of Freedom 

 

Scan 7

 

2010

Windvlagen

Scan 8

 

Zeeuws Tijdschrift   60 3/4   2010

De klik tussen oosterse en Zeeuwse fascinatie

tekst Hanna Schouwenberg

Ingrid van de Linde is één van de tien kunstenaars die in het kader van KanaalKunst Goes deze zomer hun werk tonen aan ‘t Sas van Goes. Haar project Windvlagen is geïnspireerd op een uitspraak van Joris Ivens: ‘De wind ziet alles, het is de grote stroom waarop de mensheid zich voortbeweegt.’ Ingrid: ‘Als beeldend kunstenaar en dichter laat ik mij leiden door wat zich aandient en van daaruit ga ik op zoek naar de kern van wat mensen en ideeën samenbrengt, naar de bindende en ontbindende factoren. In Windvlagen worden de wind, het (nood)lot en toeval samengebracht. Daar waar de wind de kop opsteekt, blijft niets meer hetzelfde….’

Van een Strotol, Windhuis en Lichtekooi

Het project Windvlagen kent drie onderdelen. Allereerst de objecten van Ingrid: Strotol, Windhuis en Lichtekooi. Deze objecten worden omringd door gedichten van haarzelf. Om het project in een breder perspectief te plaatsen, heeft zij drie schrijvers uitgenodigd. Schrijvers die zich ook verbonden voelen met de locatie en het thema. De drie schrijvers zullen vertellen over hun werk in een oude schaapskooi gelegen aan de Kooiweg aan ’t Sas van Goes. ‘Met de Strotol ga ik terug naar een beeld uit mijn jeugd: een oude tol die aangedreven door de wind zachtjes door het Zeeuwse landschap tolt. Een bromtol die zacht zoemend alle beelden wegdraait en ‘willekeurig’ zijn plaats van stilstand kiest.’ Bij de objecten Windhuis en Lichtekooi wordt het oeroude harde materiaal ijzer gecombineerd met zachte schaapswol die het beeld omhult. ‘De geur van schapen, de geur van stro, aangedreven door de wind van zee, geeft een nestgevoel. Het dierlijke, het natuurlijke in ons mens-zijn voert mij tot de essentie.’ Uit Windhuis stijgen Ingrid’s gedichten op. Die zijn sinds 2004 een vast onderdeel van haar werk. Zij gaan een duet aan met het beeld. Kenmerkend is dat de stilte, het niet gezegde, net zo belangrijk is als het gesprokene . Een voorbeeld daarvan is het volgende.

 

door de ogen van een pelgrim

zag ik mijzelf

transparant

als lichtwezen danste ik mijn lichtekooi

beschermd en veilig voor de nacht

ver achter mijn schaduw

dook ik de diepte inhet licht doorboorde mijn rug

trok me omhoog

de lichtekooi omhult de leegte

als tol

als baarmoeder wacht ze op nieuw zaad

alleen wat echt is, duurt eeuwig

fluistert de wind in mijn oor

de viervoeter houdt vast en nagelt zich aan de grond

zijn lichaam lost op in de ether en transformeert

vleugels naar de wolken.

Naakt sta ik in de ogen van het onbekende

 

Oek de Jong, Gerard Smallegange en Arita Baaijens

Omdat Ingrid altijd op zoek is naar verbintenissen en zelf via haar gedichten de kunst van het geschreven woord zoekt, wilde zij haar project verbinden aan literatuur. Zij heeft daarom schrijvers uitgenodigd die zich verbonden voelen met ’t Sas, met Zeeland, met de natuur. Zo zullen woestijnreizigster en schrijfster Arita Baaijens (20 juni), schrijver en boerderijdeskundige Gerard Smallegange (18 juli) en auteur en oud-Goesenaar Oek de Jong (29 augustus) iets over hun werk vertellen. Oek de Jong draagt voor uit zijn nog ongepubliceerde roman.

Ingrid: ‘Ik herinner mij mijn ontmoeting met Oek de Jong op een feestje van vrienden in Amsterdam in 2008 waar we tot in de late uren driftig praatten over onder andere het Sas van Goes. Hij vertelde mij toen dat hij met een boek bezig was waarin hij terugging naar zijn jeugd en waarvan grote delen zich afspelen aan het Goese Sas. Toen ik zeker wist dat ik schrijvers kon uitnodigen voor het project, wist ik meteen dat ik Oek de Jong zou vragen.’

Gerard Smallegange blijkt zowel van Ingrid als van Oek een bekende te zijn. Ingrid: ‘In 2004 heeft hij mijn expositie ‘Dansende Stoepa’s’ geopend in de Mariakerk van Nisse. Gerard Smallegange is een rasverteller, die alles weet over boerderijen, stelles, schapen en schuren. Hij schrijft en vertelt over het leven op en rond ’t Hof.’

Ingrid: ‘In het begin van de jaren negentig ontmoette ik de woestijnreizigster en schrijfster Arita Baaijens op een lezing die ze in Middelburg hield. Zij inspireerde mij tot het maken van mijn eerste woestijnreis naar Jemen. Later zouden onze wegen elkaar weer kruisen. Zij vertelt over haar zoektocht naar het paradijs: Het mythische koninkrijk Shambala.’ In 2008 vond Arita die plek in de ruige Altai-bergen in zuidwest Siberië, een afgelegen gebied met besneeuwde pieken, opaalkleurige gletsjermeren met bergbossen, beren en wolven.

Van Dansende Stoepa’s tot Erotiek onder de baleinen

Ingrid reist veel naar oerplekken zoals de Oorsprong van de Ganges, de Himalaya en de woestijnen van Jemen en Jordanië waar zij, op zoek naar de essentie van pure verbindingen, de eenvoud en noodzaak van het leven ervaart. Ook de architectuur in deze gebieden inspireert haar, maar zij probeert altijd weer een verbinding te leggen met haar Westerse, Zeeuwse achtergrond. Dit was duidelijk te zien bij haar project Dansende Stoepa’s (2004) in Nisse.

Haar installatie Erotiek onder de baleinen uit 2005 is het product van haar verblijf in Varanassi (India). Zij raakte daar gefascineerd door oude vruchtbaarheidsrituelen. ‘Mijn bevindingen combineerde ik met de geschiedenis van mijn woonplek in de oude stadshaven van Goes waar vroeger een visafslag was. Vis en de symboliek van vruchtbaarheid heb ik hier samengebracht in een grote fuikvorm van wilgentenen waarvan ik de binnenfuik van repen flanel heb gebreid. Verder maakte ik een crinoline van licht metaal, geïnspireerd door de stoepavorm. De baleinen refereren aan de geschiedenis van de crinoline die vroeger gemaakt werd van walvisbaleinen.’

Een tocht naar de oorsprong van de Ganges, bracht een verdere gelaagdheid in haar werk. Een aantal objecten ontstaat, waarin Ingrid de leegte tracht te vangen, te omhullen ‘als speelbal voor mijn levensgeesten’. Een serie maskers was het resultaat. ‘De maskers staan voor transparantie. Met de maskers stel ik me de vraag, wat is werkelijk en wat niet. Een transparant masker laat zien wie je bent, geeft een doorkijk naar wie je bent of wie je ook bent. Het masker is androgyn; alle vrouwelijke en mannelijke kanten vloeien samen. Leeftijd verdwijnt, verleden en toekomst. De ziel, de ogen blijven verborgen. Het masker en zijn drager behouden de magie. Zonder ogen, zonder vorm raak je aan wat er altijd is: de ultieme leegte.’

 

About Ingrid Van De Linde

Vruchtbare energie

Sculpturen van Ingrid van de Linde

 

Het werk van Ingrid van de Linde is ‘down to earth’, maar niet in de betekenis van ‘nuchter’ en ‘logisch’ die we doorgaans aan die uitdrukking verbinden. Ze verbindt zich in haar werk als beeldend kunstenaar met de aarde. Ze maakt gebruik van natuurlijke materialen en werkwijzen die handmatig zijn en die ze voor een deel zelf ontwikkelt om tot een vanzelfsprekende verhouding tussen inhoud en vorm te komen. Een goed voorbeeld van die manier van werken is haar bijdrage aan de manifestatie Kanaalkunst Goes in Zeeland in 2010. Bij een schaapskooi in de Wilhelminapolder plaatste ze de sculptuur ‘Strotol’ van 2.65 m. hoog en met een diameter van ook 2.65 m. De vorm is die van een bromtol, het kinderspeelgoed dat zo fascineert doordat de afbeelding die op de tol is aangebracht door het snelle roteren opgaat in een abstracte kleurenfilm. Beeld wordt beweging. Ingrid van de Linde zet dat beeld in haar sculptuur weer stil, hoewel de tol ook in beweging kan worden gebracht. Ze ontwierp met ambachtsmensen een machine om van het stro een koord te spinnen waarmee ze op een ijzeren onderstel de tol kon bekleden. Het verse stro had een goudgele gloed, waardoor bij het begin van Kanaalkunst er een gouden tol in een groene weide stond. Door het zonlicht verbleekte op den duur het stro tot een valer geel, maar de referentie aan het sprookjesverhaal waarin van stro goud wordt gesponnen bleef met de sculptuur verbonden.

In de schaapskooi zelf hing Ingrid van de Linde objecten op die ze had gemaakt van met name schapenwol: ‘Windhuis’ en ‘Lichtekooi’. Deze sculpturen zijn ook vrij groot (2.20 m en 2.40 m ) en verwijzen direct naar vruchtbaarheid en energie. Vrijwel al haar werk wordt gekenmerkt door een verbondenheid met natuurlijke elementen. De Zeeuwse klei, de Oosterschelde, de polder zijn voor haar de leidraad bij het maken van haar werk. Die elementen hebben in hun kern iets ruws en rauws, waar ze in haar werk een persoonlijke verhouding mee aangaat van intimiteit en innerlijke noodzaak. Opvallend is dat ze die verbondenheid met de elementen in haar directe omgeving, die haar vanaf haar vroegste jeugd hebben gevormd, herkent op onherbergzame plaatsen elders in de wereld: de Himalaya, Birma, Jemen.

Daarmee laat ze zien dat die elementaire verhouding met natuurlijke verschijnselen niet plaats- en persoongebonden is, maar dat er een universele band is die ze zichtbaar wil maken. Dat besef wordt des te sterker als zij zich volkomen op zichzelf teruggeworpen weet. Allerlei particuliere overwegingen, herinneringen en sentimenten gebruikt ze als voedingsbodem om haar sculpturen tot stand te kunnen brengen, maar in het maakproces overstijgt ze die individuele overwegingen om tot vormen en betekenissen te komen die voorbij gaan aan persoonlijke drijfveren. Die zetten haar hooguit in gang. Er ontstaat een raadselachtig beeld dat iets zegt over de oorsprong van ons bestaan en over de bestemming die we niet uit de weg kunnen gaan. Uiteindelijk levert het beelden op waarvan niemand zeker weet waaraan het belang ontleent, maar die onmiskenbaar zijn gemaakt door de kunstenaar die Ingrid van de Linde heet.

 

Alex de Vries, 11 augustus 2010