S E A D I A R Y
Oesterkooien 2
Oesterkooien 1
Nachtrust op laagtij
Zomerstilte 2
Zomerstilte
Voor de avond valt
Ik weet de golven omdat ik verdwijn
in de volle krullen draai ik om
en speel mijn spetterparadijs
Zonder titel
Zonder titel
Het Goese Sas
Ankerdag 2
Ankerdag 1
Zonder titel
Together
Zonder titel
Zonder titel
Gestrand
Lillo
Harbor pole 2 | Havenpaal 2
Opgaand hout bevangen door winden van de zee
kleurt jouw bestaan de stilte rood
en dwingt de kalme barsten krom
Geluk is het lot bespaart
als ook het waaien van de wind de nacht verlaat
Harbor pole | Havenpaal
Ach, wij staan hier al zo lang
op anderhalve meter afstand leiden wij
een hoofs bestaan
dappere vloeden en zuigende stromen trotserend
zee onder, wind boven
kromt het zout de diepe nerven
van de blote basten glad
Genageld
Statige palen in havenland
schuimend, roestig maar standvastig
voor menig lot bespaart
schijten de meeuwen haar toekomst vol
welgemikte restanten van het avondmaal,
warm en zonder moraal prikken de pilaarbijters
hun vorken in de zoute vis, vandaag gevangen,
morgen vrij, week-End
The wreck | Het wrak
Toen zee nog zee was en land een eiland
die in het koude water de horizon brak
en bij zeemist in het ongewisse stak
lonkte de meermin menig schipper het dwaaldiep in
de volle leegte achter zich latend
tastend in het nieuwe duister.
Tussen lege decors en holle ruimtes dolen de watergeesten
in wassende stromen ontwaken de wieren
en spelen zij hun zeeballet in een doorlopend contract
Alleen het klappen van het knotswier doorbreekt de stilte
als het noodlot al lang heeft toegeslagen
en de langsliggers zich hebben ingegraven
verstomd ook het laatste applaus op het vasteland
Bespuwd door oester vrijerij
lig ik dampend ingebed
opgediend voor nacht en ontij
wachtend op de dingen die komen en gaan
Dor hout heeft geen recht op het bestaan…
Door zoet of zout is nog nooit een schip vergaan
Een valse wind, die is onbemind
de natuur, het nieuwe kind
Vannacht kroop ik door mijn zeepalet van duistere dromen en hongerige wolven
vastgenageld aan palen, sokkels en pleinen
klaar om losgerukt te worden voor stormen van onmin en lust
draag ik mijn palet naar de oever van de toekomst
Vandaag heb ik de zee leeggedronken
het kwaad van de bodem weggeveegd
zotte vrouwentaal gezopen
en wakker geworden in pekelzout
kraakt mijn karkas in de lege haven
onder het gewicht van de late avondzon
Uit- w-oesterland getrokken,
standvastig gemuteerd
tot een volgende zee
het was een foutje in het kombuis
het zilte nat doorboorde de onrust
tot ook de kou het schip binnendrong
nu lig ik daar al lang
getijden consumerend
groeit mijn pokdalig bestaan
Oesterbeest
Hooglied voor de goeden die het erfgoed tussen zoet en zout,
zompige palen en kreunend hout bewaken
als ook menig kruis het begeeft
verdwijnt de laatste steiger
uit het oude slib
waar geuren van wantij
haar sporen in de schaduw hebben vastgelegd
Als de aarde haar boezem intrekt
en de lange schemering haar gemoederen sust
ontwaken de leeglopers
tussen de oevers van de Schelde
drinken de vogels welgezind haar wijsheid in
Haar schoot ademt goud
tot de gapende monden volstromen als de maan ten volle is
verstomd het gesis in de donkere holen
Welkom in Pierenland